Scroll Top

PENSIOENZAKEN

Voor artikelen betreffende het pensioenfonds Van Lanschot verwijzen wij u naar
de site van pensioenfondsvanlanschot.nl
Klik op het gewenste artikel hiernaast

Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot beschikt via AZL sinds kort over een deelnemersportaal: Mijn Pensioencijfers.

Mijn Pensioencijfers is een beveiligde en persoonlijke omgeving van het pensioenfonds.
U kunt hier oude UPO’s en jaaropgaven inzien, wijzigingen doorgeven, bijvoorbeeld uw woonadres in het buitenland en uw e-mailadres opgeven.
Door achterlating van uw e-mailadres hebben kunnen we u zo nodig voortaan snel van gerichte informatie voorzien.

Klik op de website van het pensioenfonds op Mijn Pensioencijfers of op deze link. De eerste keer dient u in te loggen met je DIGID.  Dan wordt gevraagd om uw mailadres en de bevestiging daarvan. Vervolgens krijgt u een mail ter bevestiging doorgestuurd. Als u die vervolgens aanklikt, wordt de toegang op het portaal tot uw persoonlijke gegevens voor u vrij gegeven.

Aansluitend kunt u uw eigen informatie inzien (persoonlijke gegevens, adres, laatste UPO). En wanneer dat aan de orde is, kunt u ook wijzigingen doorgeven. Inloggen kan altijd met uw DigiD.

Met vriendelijke groet,

Chrisje Wijdeven

Pensioenakkoord: een toekomstbestendig pensioenstelsel

De gemiddelde leeftijd van Nederlanders stijgt. Hierdoor nemen de pensioenkosten toe. Ook verandert de arbeidsmarkt en wisselen werknemers vaker van baan. Het is belangrijk dat het pensioenstelsel hierop aansluit. Daarom heeft het kabinet samen met werknemers- en werkgeversorganisaties een pensioenakkoord gesloten met afspraken over pensioenen en AOW. De belangrijkste afspraken uit het pensioenakkoord zijn:

·        AOW leeftijd stijgt minder snel

·        Betere pensioenafspraken voor mensen met zware beroepen

·        Flexibeler en persoonlijker pensioenstelsel

·        Verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen

Ingangsdatum nieuwe pensioenregels

Er is inmiddels door alle partners (werkgevers, vakbonden en kabinet) een pensioenakkoord gesloten. Het kabinet moet nu nog een wetsvoorstel gaan maken om de pensioenwet aan te passen.  Als de Tweede Kamer en de Eerste Kamer hiermee instemmen, gaat de nieuwe pensioenwet in. Dan moeten pensioenfondsen en verzekeraars hun (administratie)systemen aanpassen. De verwachting is dat de nieuwe regels voor pensioen gaan gelden vanaf 1 januari 2022.

De wet die het minder snel stijgen van de AOW-leeftijd regelt is inmiddels aangenomen en gaat gelden vanaf 1 januari 2020.

Het pensioenstelsel in Nederland: hoe zit het eigenlijk?
In Nederland bestaat het pensioenstelsel uit drie pijlers:
De eerste pijler is het AOW-pensioen, via de overheid.
De tweede pijler is het pensioen dat de meeste werknemers via hun werkgever opbouwen.
De derde pijler bestaat uit aanvullingen op uw pensioen waar u zelf voor kunt zorgen.
Overheid, sociale partners en burgers hebben ieder hun eigen rol en verantwoordelijkheid.
 
De eerste pijler: AOW-pensioen via de overheid

De AOW vormt de basis van het inkomen na uw 65e. Iedereen die tussen zijn 15e en zijn 65e in Nederland woont of werkt, bouwt AOW op. De AOW is een vast bedrag, dat maandelijks wordt uitbetaald door de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De hoogte is gekoppeld aan het minimumloon. De bedragen variëren voor alleenstaanden, eenoudergezinnen en gehuwden/samenwonenden.

AOW-opbouw

Als u tussen uw 15e en 65e jaar steeds verzekerd was voor de AOW, heeft u recht op een volledige AOW-uitkering. Voor elk jaar dat u niet verzekerd was, bijvoorbeeld door verblijf of werk in het buitenland, wordt twee procent op uw AOW-uitkering gekort. Overigens is het mogelijk om de AOW vrijwillig bij te verzekeren bij de SVB. Als uw inkomen vanwege een onvolledige AOW-verzekering en een gebrek aan andere inkomensbronnen onder het bestaansminimum uitkomt, heeft u recht op bijstand.

Financiering AOW

De AOW wordt gefinancierd volgens het omslagstelsel. Dat betekent dat de generatie tot 65 betaalt voor degenen die op dat moment 65 jaar en ouder zijn. Het aantal mensen dat AOW ontvangt ten opzichte van het aantal werkenden neemt toe. Toch wil de overheid de AOW-premie niet verder laten stijgen. Daarom is besloten een deel van de AOW niet meer te financieren via de AOW-premies, maar uit de algemene middelen.

Aanvulling op AOW

Een AOW-pensioen is een inkomen op minimumniveau. De meeste mensen kunnen voor hun oudedagsvoorziening rekenen op extra inkomsten uit de tweede en/of de derde pijler.
 
De tweede pijler: pensioen via de werkgever

Meer dan 90 procent van de werknemers bouwt via de werkgever pensioen op in de tweede pijler. Het werknemerspensioen is onderdeel van het arbeidsvoorwaardenoverleg. De sociale partners (werkgevers en werknemers) maken hierover onderling afspraken. Wanneer een werkgever een pensioenregeling aanbiedt, zijn de werknemers bijna altijd verplicht daar aan deel te nemen.

Pensioenfondsen

Een werkgever brengt een pensioenregeling onder bij een bedrijfstakpensioenfonds, een ondernemingspensioenfonds of een verzekeringsmaatschappij. Bij een bedrijfstakpensioenfonds zijn werkgevers uit een bepaalde branche aangesloten, zoals bakkers, metaalwerkers en ambtenaren. Een ondernemingspensioenfonds is verbonden aan een onderneming of een groep nauw verwante bedrijven, zoals Philips, Shell en KLM. Van Lanschot kent de vorm van het ondernemingspensioenfonds.
Ook bestaan er beroepspensioenfondsen, waarbij bepaalde zelfstandige beroepsgroepen zich kunnen aanmelden, zoals huisartsen, fysiotherapeuten en apothekers. Naast deze fondsen is het tevens mogelijk een pensioenregeling onder te brengen bij een verzekeraar.

Alle pensioenfondsen en pensioenverzekeraars staan onder toezicht van de Nederlandsche Bank. In tegenstelling tot verzekeraars hebben pensioenfondsen geen winstdoelstelling voor aandeelhouders. Al het geld blijft binnen het fonds.

Pensioenopbouw

De drie meest voorkomende pensioenregelingen zijn de eindloonregeling, de middelloonregeling en de beschikbare premieregeling.
Bij een eindloonregeling is de hoogte van het pensioen gerelateerd aan het laatst verdiende loon. Bij een middelloonregeling is de hoogte van het pensioen gerelateerd aan het gemiddeld verdiende loon. Bij een beschikbare premieregeling is de hoogte van het pensioen niet gerelateerd aan het salaris, maar hangt de hoogte van het pensioen af van het beleggingsresultaat over de betaalde premies op het moment van pensionering. De beleggingsrisico’s zijn dan voor rekening van de werknemer.
Van Lanschot kent momenteel een zgn. gemitigeerde eindloonregeling, van toepassing voor degenen die vóór 1-1-2002 in dienst zijn getreden. Die geeft uitzicht op een eindloon, waarbij het pensioengevend salaris beperkt is tot een maximum van Eur. 120.960.

Voor medewerkers die op of na 1-1-2002 in dienst zijn getreden kent Van Lanschot een combi van een (beperkte) eindloonregeling, tot een inkomen van Eur 41.496 (peildatum: 1-1-2010) en voor degenen die een inkomen genieten dat daarbovenuit gaat, is tot een maximum van Eur 120.960 een beschikbare premieregeling van toepassing.

Uniform Pensioenoverzicht (UPO)
Pensioenuitvoerders zijn verplicht ieder jaar een UPO te verschaffen. De vorm van het UPO is wettelijk verankerd en dus voor iedereen hetzelfde.

Het overzicht toont wat er tot op een bepaald moment is opgebouwd en wat u krijgt als u met pensioen gaat. Ook wordt de uitkering voor de partner in geval van overlijden vermeld. De UPO’s zijn een goed hulpmiddel bij het maken van een financiële planning.

Indexatie
De meeste pensioenfondsen proberen jaarlijks de hoogte van de pensioenen aan te passen, bijvoorbeeld aan de inflatie of aan de stijging van de lonen in de sector. Het is afhankelijk van de financiële positie van het pensioenfonds of dat daadwerkelijk lukt. Ieder jaar wordt daar opnieuw over beslist.

Op 1 januari 2009 wordt het Indexatielabel ingevoerd. Dit label moet de communicatie richting de deelnemers over het indexatiebeleid en over de kans op de voorgespiegelde indexatie verbeteren. Het is belangrijk te weten dat het label alleen iets zegt over de indexatie, en niet over de pensioenregeling als geheel.

Nabestaandenpensioen

Nabestaandenpensioen is de verzamelnaam voor weduwen-, weduwnaars-, wezen- en partnerpensioen. Ook mensen die ongehuwd samenwonen kunnen recht hebben op nabestaandenpensioen.

Klik op onderstaande button om het document te raadplegen.

Het pensioenstelsel moet op de schop!

Ons pensioenstelsel werd ooit geroemd als het beste pensioenstelsel ter wereld en iedereen geloofde ook dat dit zo was. Zolang de beleggingen rendeerden en de rente op peil bleef, kreeg iedereen het beloofde pensioen en bekommerden weinig mensen zich over de vraag of het pensioenstelsel wel echt zo goed was als iedereen beweerde.

Inmiddels liggen er vele jaren achter ons waarin de beleggingen toch wat minder rendeerden als we dachten en de aanhoudend lage rente ervoor zorgde dat het beloofde pensioen niet of nauwelijks meer waargemaakt kon worden. Net als bij veel andere fondsen, zijn ook de pensioenen bij pensioenfonds van Lanschot al jaren niet geïndexeerd. De koopkracht van het pensioen is daarmee behoorlijk uitgehold. Dat is iets wat je toch eigenlijk niet zou moeten willen en dit alleen al is reden genoeg zijn om eens kritisch te kijken naar ons pensioenstelsel.

Maar er is meer. In ons huidige pensioenstelsel vinden er allerlei herverdelingen plaats waar de deelnemers helemaal geen weet van hebben en waarop door deelnemers dus ook helemaal geen akkoord is gegeven. Dat gebrek aan transparantie is echt niet meer van deze tijd. Er zou voor deelnemers veel meer inzicht moeten zijn in wat er privé gespaard is voor pensioen en welk deel van de pot bestemd is om onderling risico’s op te vangen. Dat vraagt om nieuwe pensioencontracten.

Er is nu – na jaren van onderhandelingen – een nieuw stelsel bedacht met 2 verschillende pensioencontracten. In die contracten is voor deelnemers veel duidelijker wat er voor hen in de pensioenpot zit. Vooropgezette herverdelingen zijn bovendien niet meer mogelijk in de nieuwe contracten. En dat is goed nieuws.

Natuurlijk moet ervoor gewaakt worden dat geen groepen benadeeld worden als we overgaan naar een nieuw pensioenstelsel. Dat is een absolute must. Het lijkt me onjuist of in ieder geval zeer voorbarig om er vanuit te gaan dat vooral gepensioneerden het nakijken zullen hebben in het nieuwe stelsel.

De angst voor veranderingen mag er wat mij betreft niet toe leiden dat de hervorming van het pensioenstelsel wordt geblokkeerd. Het huidige stelsel hoeft niet ‘gered’ worden. Daarvoor vertoont het te veel mankementen.

Emily Schols

Zijn we met de Wet Toekomst Pensioenen (WTP) wel op weg naar een eerlijk pensioen?

1. Wat valt er te kiezen in het nieuwe pensioenakkoord?
In het nieuwe pensioenakkoord worden twee keuzes voorgelegd. Beide varianten combineren collectieve en individuele elementen.
Allereerst is er het Nieuwe Pensioencontract (NPC). Deze variant ligt het dichtst bij het huidige stelsel in termen van collectiviteit en solidariteit. Maar: harde pensioenaanspraken bestaan niet meer en de premiesystematiek verandert. De deelnemers blijven hier, net als nu, samen in één gezamenlijke pot beleggen.

Wat deze regeling individueler maakt dan voorheen is de toedeling van rendementen. De gezamenlijke pot wordt namelijk onderverdeeld in leeftijdscohorten. Elk leeftijdscohort heeft een andere risicohouding en krijgt straks via vooraf vastgestelde rekenregels ook een ander rendement toegekend. Dat maakt de regeling bijzonder complex om uit te voeren. In deze regeling is ook een solidariteitsreserve voorzien, met als doel de risico’s tussen generaties te delen. Zowel de opbouw daarvan als het inrichten van de toedelingsregels zijn hier voorspelbare hoofdbrekens voor de praktijk.
Eigenlijk is het Nieuwe Pensioencontract een kruising tussen CDC en collectief individueel DC (CIDC). Maar in al deze gevallen worden alle risico’s wel bij de deelnemers neergelegd.
Daarnaast bestaat de keuze voor de Wet Verbeterde Premieregeling, de WVP+. Deze variant is in feite gelijk aan de huidige CIDC-variant maar dan met de optie tot een collectieve uit-keringsfase. De opbouwfase vindt hier strikt individueel plaats, dus daar krijgt elke deelnemer zijn of haar eigen persoonlijke potje.

2. De plussen en minnen van het Nieuwe Pensioencontract en WVP+
Een belangrijk verschil tussen NPC en WVP+ is dat deelnemers bij WVP+ hun eigen beleggingen hebben. Zo kan er nooit discussie zijn over wie recht heeft op welk rendement en is er ook nooit een (on)bedoelde herverdeling. Hierdoor is het tijdens de opbouwperiode beter uitlegbaar.
Nieuw is de differentiatie die mogelijk wordt tussen deelnemers als het gaat om hun persoonlijke beleggingsrisico’s en hun bijdrage aan, of opname uit, de buffers. Voorheen was dit een “one size fits all” aanpak. De complexiteit die hier aan verbonden is om de balans te behouden maakt het echter tot een duur stuk maatwerk. Dit speelt met name als het rendementsverschil tussen generaties te groot wordt. Dat maatwerk komt ten laste van de premie – en dus ook van de verdere opbouw gedurende de werkzame periode.
De regels rondom vaststelling en toezegging van de rendementen in het nieuwe contract zijn complex en subjectief. Dit legt een zware zorgplicht op aan de fondsbestuurders.
Zolang door de aanhoudend (te) lage rente en hoge premie nieuwe toezeggingen extra kostbaar zijn, lijkt dat een “mission impossible”. Dat zou immers kunnen leiden tot een (tijdelijke) bevoordeling, een ‘compensatie van de jongeren’. Maar wanneer komt het omslagpunt? Keerzijde van de medaille is dat zo’n keuze zijn repercussie heeft op de stabiliteit van de pensioenuitkeringen van de gepensioneerden. Die worden merkwaardigerwijs ook geacht te gaan meebewegen met de economische- en marktontwikkelingen, al zijn er wel maatregelen mogelijk om die alsnog zo veel mogelijk te stabiliseren. Ook de mogelijkheid van indexatie zal er weer eerder door in het gedrang komen.
Dat zal ongetwijfeld ook aanleiding zijn voor onbegrip, veel discussie en ontevredenheid bij deelnemers. De tegenstelling tussen jong en oud, die het afgelopen decennium is ingeslopen in het huidige stelsel als gevolg van de alsmaar dalende rente en de maatregelen die DNB daartegen ontwikkelde, zou onder het nieuwe stelsel verdwijnen. Zo werd beloofd. Maar die dreigt nu juist nog toe te nemen.
De complexiteit wordt nog verder vergroot doordat naast de bestaande aanspraken ook de reeds ingegane pensioenrechten moeten worden ingevaren. In de huidige versie van de uitwerking van het pensioenakkoord wordt gesproken over de toedeling van ‘beschermingsrendement’. Dit beschermingsrendement werd gedefinieerd als ‘zuiver’: een rendement op basis van de rentetermijnstructuur (RTS). Die wordt nu gehanteerd bij de berekening van de dekkingsgraad van de pensioenfondsen. De dekkingsgraad vervalt, maar de RTS, de angel, wordt gehandhaafd. Technisch gesproken betekent dit dat het mismatch-risico in de renteafdekking via het overrendement onevenredig bij de jongere cohorten terecht komt. Concreet betekent dit dat dan kan leiden tot het ongewenst delen van renterisico’s tussen generaties. Men hoopt dit nu te voorkomen door hantering van separate beschermingsportefeuilles toe te staan en daarmee matchingrendement toe te delen in plaats van beschermingsrendement. Het delen van renterisico tussen jongeren en ouderen wordt hiermee in principe opgeheven. Maar om dat te kunnen bereiken wordt wel weer een stuk complexer.

3. Is de WVP+ (Wet Verbeterde Premieregeling+) echt een alternatief met name voor bestaande opbouw?
Het grootste verschil lijkt te zitten in het ‘eigenaarschap’ van pensioengeld. Waar de deelnemer in het NPC een aandeel heeft in het collectief, behoudt de deelnemer in de WVP+ eigen beleggingen (zijn/haar eigen ‘potje’). Dit maakt dat de WVP+ iets minder complex lijkt, maar ook individueler is omdat daar geen sprake is van herverdeling.
Het maakt de discussie over het invaren van ingegane pensioenrechten lastiger, omdat daar op dit moment in feite sprake is van een collectieve afspraak. Voor nieuwe pensioenrechten is dit mogelijk eenvoudiger.
Een nadeel voor jongeren is dat het zgn. ‘bijlenen’ niet meer of moeilijk uitvoerbaar is. Iets wat ten koste kan gaan van de stabiliteit van de lopende pensioenuitkeringen, reden waarom ouderenorganisaties dat ‘bijlenen’ voortaan liever ongedaan gemaakt zien.
Door de lage rente en hoge premie staat de pensioenopbouw onder grote druk. Het nieuwe pensioenstelsel biedt hier geen echte oplossing voor. Nog meer dan in het verleden zal risico moeten worden genomen om pensioen op te bouwen en daarvoor is een lange termijn een vereiste.
Hamvraag blijft natuurlijk of de enorme complexiteit en de door de fondsbesturen gemaakte resp. door de deelnemer te maken keuzes straks nog wel uitlegbaar zijn, zeker op momenten wanneer het tegenzit.
Maar het nieuwe stelsel is verbazingwekkend genoeg ook nog lang niet af. Zo ontbreken de rekenregels nog waarmee bij de transitie en het invaren gewerkt moet worden. Voor gepensioneerden is het cruciaal om tevoren te weten, wat het ‘plat slaan’ van hun goede uitkeringsrecht tot een pot met geld betekent voor de hoogte van hun uitkering als gevolg van het invaren, en wat op basis van de huidige kennis, data en inzichten en verwachte economische ontwikkelingen, de vooruitzichten gaan worden voor de korte- en de middellange termijn.
Onder de huidige omstandigheden is dat allesbehalve weinig belovend.
Daarnaast staan er nog tal van cruciale issues open, waar sociale partners bij de discussies in het afgelopen decennium de tanden op stuk hebben gebeten en die uiteindelijk maar geparkeerd zijn omdat men er niet uitkwam. Daarover moeten nog knopen worden doorgehakt. De besluitvorming daarover moet vervolgens in lagere wetgeving (via Algemene Maatregelen van Bestuur) worden ingevuld en zijn beslag krijgen. En dat kan ook weer gevolgen met zich meebrengen voor onderdelen in de versie van het nu voorliggende wetsvoorstel….
Dat maakt het onmogelijk om op dit moment al iets te zeggen over de haalbaarheid van de doelstellingen (die nog altijd onvoldoende helder zijn gecommuniceerd) en of we überhaupt wel met zo’n stelsel iets opschieten. Hetzelfde geldt voor het kostenplaatje dat ermee gemoeid is. Dus als de politiek binnenkort zou menen alsnog met een onaf stelsel akkoord te kunnen gaan, neemt ze daarmee eenzelfde risico als bij het Toeslagendossier en kunnen we weer een volgende Onderzoekscommissie tegemoet zien. Vraag is alleen, welke schade dan inmiddels weer is aangericht. Maar tussentijds staat gelukkig nog wel altijd de weg naar de rechter open.
Veel onderdelen zijn in het voorliggende concept nog onduidelijk, veel te complex en ook ontbreekt nog de invulling van tal van cruciale punten. Zoals het er nu naar uitziet, vergroot het nieuwe stelsel de onzekerheid alleen maar, met name in de uitkeringsfase. Het is duidelijk geschreven vanuit het denkkader van de bedrijfstakpensioenfondsen. Een stelsel waar nota bene al 15 jaar geleden kritiek op werd uitgeoefend en niet meer passend werd geacht omdat de arbeidsmarkt fundamenteel aan het veranderen was. En die is op dit moment inderdaad volslagen veranderd.
Over gesloten fondsen is helemaal niets geregeld. En dat terwijl de WTP nadrukkelijk een grotere rol toekent aan sociale partners. Een openstaand vraagstuk is of daar pensioendeel-nemers wel moeten overstappen, wat nu in principe als “default” wordt gesteld, tenzij dat leidt tot disproportionele en niet in redelijkheid te compenseren effecten bij een of meer van de leeftijdscohorten? En is in de uitkeringsfase het FTK of de NPC van toepassing?
Kortom: nog vele losse draden en tal van rafels, met het risico van een ongewenste doorslaande herverdeling en vooral: toenemende onzekerheid voor gepensioneerden over de stabiliteit van de uitkering, waarvan zij grotendeels direct afhankelijk zijn voor hun dagelijks bestaan.

Ruud Verberne

Kabinet en Tweede Kamer, zeg alsnog nee tegen het Pensioenakkoord

Het Pensioenakkoord gaat de komende jaren voor te veel ellende zorgen. Tijd voor kabinet en Tweede Kamer om ‘de nieuwe bestuurscultuur’ meteen in de praktijk te brengen en dit rammelende polderplan de nek om te draaien, schrijven Joris Heijn en Jeroen van Wensen.

Vrijwel iedereen ziet dat het pensioenstelsel op zijn laatste benen loopt. Werknemers en werkgevers betalen steeds meer premie en veel gepensioneerden zitten al jaren op de nullijn. Met begrijpelijke onvrede tot gevolg. De opluchting was dan ook groot toen minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Wouter Koolmees (D66) na vele jaren soebatten tot een akkoord was gekomen met vakbonden en werkgevers om het stelsel te hervormen. Er waren weinig dissidente stemmen te horen, want het klonk mooi.

De praktische gevolgen zijn voor miljoenen Nederlanders

Maar inmiddels begint het Pensioenakkoord steeds meer te lijken op dat andere in de achterkamertjes bekokstoofde plan: het Van Gas Los maken van alle huizen, uiterlijk 2050. Het mag in de Haagse polder nog zo mooi klinken – Het klimaat redden! De pensioenen redden! – maar de praktische gevolgen zijn voor miljoenen Nederlanders. Het gaat om hun huis, om hun pensioen.

Met het recente wetsvoorstel Toekomst pensioenen , dat een uitwerking is van het Pensioenakkoord, gaat het hele stelsel van oudedagsvoorzieningen op de schop. De grootste verandering is dat de meest voorkomende pensioenregeling, de middelloonregeling, verdwijnt. Deze wordt ingeruild voor een minder zekere regeling, waarbij het pensioen meeschommelt met de financiële markten.

Dat is in principe een goede stap, want het bieden van een zeker pensioen blijkt al jaren onhaalbaar en onbetaalbaar. Maar ‘Het Nieuwe Pensioencontract’, zoals de belangrijkste nieuwe regeling gaat heten, is te veel een kind van de polder, waarin de vakbond nog geen afscheid heeft willen nemen van de eigen macht.

Dat vertaalt zich in een pensioenregeling die is volgehangen met ondoorgrondelijke solidariteitsregelingen, schijnzekerheden en vooral de mogelijkheid om, net als nu, vermogen te herverdelen tussen generaties. Jammer, want er zijn andere pensioenregelingen voorhanden die veel praktischer en helderder zijn voor de werknemer en gepensioneerden (om wie het uiteindelijk draait). De Tweede Kamer zou hier moeten ingrijpen en de vakbonden terug in hun hok moeten stoppen.

Maar het allergrootste risico zit in de herverdeling van het pensioenvermogen van de pensioenfondsen, dat afgelopen maand uitkwam op 1.676 miljard euro. Dat vermogen, dat uiteindelijk van werknemers en gepensioneerden is, moet worden opgedeeld in miljoenen individuele potjes. ‘Invaren’ heet dat proces en het houdt deskundigen uit de slaap.

‘Dit gaat natuurlijk nooit vliegen’

Een euro meer voor de een, betekent een euro minder voor de ander. Zaak dus om die verdeling helder en transparant en met voldoende bezwaarmogelijkheden te laten verlopen. Maar wie het wetsvoorstel leest, ziet het tegenovergestelde. Sociale partners gaan de verdeling bedisselen, en het gebruikelijke bezwaarrecht van werkenden en gepensioneerden wordt buiten werking gesteld. Bovendien blijkt dat experts nog geen idee hebben hoe je deze immense herverdelingsoperatie – nogmaals: er staat 1.676 miljard euro op het spel – precies moet aanpakken. En wat dus eerlijk is.

Net als bij Van Gas Los zijn de praktische problemen al van mijlen afstand zichtbaar. ‘Dit gaat natuurlijk nooit vliegen,’ zeggen deskundigen tegen EW over het wetsvoorstel. ‘Het is een lijdensweg vol met generatieconflicten.’ Intrekken en met een meer realistisch, bescheidener plan terugkomen. Dat zou de Tweede Kamer tegen Koolmees of zijn opvolger moeten zeggen.